Dit is een vervolg op:
HET BEELD: tweemaal het trigram van de Hemel. Hemel boven en Hemel onder.
HET BEELD: tweemaal het trigram van de Aarde. Aarde boven en Aarde onder.
‘Echt? Gaan jullie naar Nieuw-Zeeland? Dat is nieuws voor me, had ik echt niet gedacht. En, gaan jullie definitief, of eerst een tijd proberen hoe het leven daar is?’
‘Nee, ons huis is al in de verkoop. We gaan echt over.’
‘Wow, naar het einde van de wereld! Amerika is nog wel te doen, om af en toe heen en weer te gaan, maar Nieuw-Zeeland is echt een nood eind weg.’

Maar ver weg van waar? Wat is dichtbij en waar is veraf? Zullen we de afstand naar ‘ver weg’ meten vanaf je huis, de plek waar je woont? Het uiteinde van het meetlint tegen de drempel gehouden en vandaar kijken hoe ver we komen. Door de straten van de buurt, dat is goed te doen, naar de andere kant van de stad, waar je zelden komt, dan nog over de ringweg en een laatste industrieterrein en dan het boerenland. Dat voelt al erg ver van huis. Van het huis waar we waren begonnen met meten.
Afhankelijk van de richting die je insloeg - en aangenomen dat het meetlint lang genoeg is - arriveer je uiteindelijk, als je maar stug door loopt, in het Hoge Noorden, in het Diepe Zuiden, het Wilde Westen of het Verre Oosten. Echter, mocht je huis zich in die laatste regio staan en je zou van daaruit de wereld in kaart willen brengen, waar is dàn het ‘verre oosten’? De Amerika’s zijn van daaruit dan waarschijnlijk het ‘nabije oosten’, dus dit ‘verre oosten’ moet Europa dan wel zijn.
Chinezen noemen het land waar ze wonen ‘het land van het midden’. Andere volken hebben dan wel andere benamingen voor hun land, maar ook zij zijn evenzeer overtuigd zich in het exacte midden van de wereld te bevinden. Iedereen is een bewoner van het middenland. Het eigen huis staat in de navel van de wereld, sterker nog: het ìs de navel.

De wereld van een kind is compact en eenduidig. Navel, lichaam, bedje, mama, papa en huis liggen allemaal nog dicht bij elkaar. Een ideale uitvalsbasis om op avontuur te gaan, de wereld in, om daar steeds weer naartoe terug te keren.
De geschiedenislessen op school beginnen met die over het vaderland, en blijven daar dan vaak steken, in de modder van herhaling en nationale eenkennigheid. Wie van ons leerde op school over keizer Asoka, de steden van de Inca’s of de songlines? En aardrijkskundeles. Dat zou moeten gaan over het hele rijk van de aarde, maar beperkte zich opzichtig tot de veenkoloniën en de geestgronden. Het kan niet anders dat dat deze interpretatie van onderwijs sterk bijdraagt aan etnocentrisme.
Sinds Copernicus and Galilei weten we dat Moeder Aarde zich in een obscure uithoek van het heelal bevindt. Die originele gedachtegang veroorzaakte indertijd een enorm schandaal - een storm van verontwaardiging, een schok, waarmee de verhouding tussen mens en wereld totaal uit het lood werd geslagen. Nu zijn we gelukkig helemaal over de teleurstelling, niet het middelpunt van de schepping te zijn, heen gegroeid. Geocentrisme, eurocentrisme en eigen-volk-eerst-isme zijn door dit en soortgelijke inzichten ondergraven, maar verdwenen? Dat zou je toch hebben verwacht. De waarheid is dat de waarnemer diep geconditioneerd is om het eigen lichaam - en daarmee zijn directe omgeving en land - als het midden van de wereld en de maat der dingen te ervaren. En vooralsnog lijkt deze conditionering veel sterker dan het Copernicaanse inzicht wat onze werkelijke positie is.
Het waarnemen van de omgeving is selectief. Slecht een klein gedeelte van de werkelijkheid passeert de filters van de neurologische verwerking van zintuigelijke impulsen. Waar we ervan overtuigd zijn dat we de volledigheid waarnemen, komen we slechts in contact met een intern geconstrueerde reductie daarvan. Die we vervolgens als uitgangspunt gebruiken om als kaart op een plat stuk papier af te drukken. Reductie op reductie.
De subjectiviteit van de kaartenmaker en die van zijn samenleving, onze inherent beperkte zintuigelijke waarneming en de noodzakelijke reductie in het proces van cartografie maken dat een kaart een specifieke interpretatie en enorme versimpeling is van de werkelijkheid. Niet zozeer fout, maar naast de wereldkaart met Nederland als navel, is er ook een evenzeer valide kaart met Nieuw-Zeeland in het middelpunt. Een opmerkelijk fenomeen.
Wanneer zo’n kaart aan de wand van het klaslokaal komt te hangen, of afgedrukt wordt in boek en krant, stuurt hij lezer in de richting van zijn verborgen of bewust gekozen suggestie. Als de in Europa geproduceerde wereldkaart maar genoeg gezien wordt - bewust, maar zeker ook onbewust - wordt de hierop voorgestelde werkelijkheid op den duur onontkoombaar. Wij wonen in het midden, zo is het en niet anders. De remedie? Die ligt in diversiteit. Hang in het schoollokaal verschillende wereldkaarten naast elkaar. Draai een uitgekauwde kaart is een kwartslag, of draai hem helemaal om. Sta open voor het feit dat er veel verschillende vormen van waarneming en visies zijn en evenzoveel mogelijke kaarten.
Maps are not purely objective creations. They reflect the values, standards, and limitations of their creators. Models are most useful when we consider them in the context in which they were created. What was the cartographer trying to achieve? How does this influence what is depicted in the map?
fs.blog/map-and-territory
Aan de ene zijde de overtuiging van de kaartenmaker en het maken van de kaart. Aan de andere de kaartlezer en zijn vorming. Het specifieke wereldbeeld van de maker vindt zijn weerslag in de kaart en deze kaart reflecteert die terug en vormt en hervormt het wereldbeeld van de lezer. Hoofdstuk 1 en 2 zijn in onophoudelijke interactie met elkaar.
Wordt spoedig vervolgd …